-
1 gloire
gloire [glwaar]〈v.〉1 roem ⇒ eer, glorie3 trots♦voorbeelden:travailler pour la gloire • iets doen uitsluitend voor de eer, voor nietstirer gloire de qc. • zich op iets beroemenf1) roem, glorie2) vermaardheid3) trots4) pracht -
2 rendre gloire à
rendre gloire à
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский